Eens was de toekomst groot
en was er geen verleden.
Ik stapte weids het leven in
me niet bewust van grond of put.
Niets leek te deren,
te keren.
Mijn weg.
Mijn streven.
Het doel zou mij niet vluchten.
Geen berg te hoog
geen zee te diep
geen vallei die halt zou schreeuwen.
Maar de bouw van bruggen, schepen,
ladders en deuren,
viel schrikkelijk tegen.
Ik struikelde, botste, bezweek,
werd meegesleurd, gekneveld,
geslagen, gepijnigd.
Doch ik stond recht en zette door.
Vocht van traan naar traan.
Mijn glimlach als een regenboog.
Het leven lag voor mij,
vandaag is de helft voorbij.
Nu de toekomst smelt en het verleden zwelt,
staar ik in de spiegel.
Kom maar af kommer en kwel,
het gevoel van krachtig opstaan bevalt me wel.
Ignace Vandewalle